Beeld - Derde graad

Tanja Cappaert (twee lessen)

Idee:

  • Thema Rommelige ruimtevaarder => een ruimtevaarder heeft een ruimtestation nodig
  • Anamorfosen van Bernard Pras => in het werk Planisphère gebruikt Pras voornamelijk verpakkingen van La Baleine (zout) => la Baleine heeft zowel ronde zoutvaatjes als rechthoekige verpakkingen, beide worden door Pras gebruikt => melk wordt verpakt in plastic flessen (rond en meestal wit) en kartons (rechthoekig en meestal ook hoofdzakelijk wit)

Uitvoering:

Beide lessen zijn voorzien voor een lestijd van 50 minuten.

Les 1 kan zonder vervolg worden gegeven, deze les kan ook gegeven worden als de leerlingen het werk van Pras niet kennen.

Voor les 2 is het aangewezen dat eerst les 1 werd gegeven zodat de leerlingen een aanknopingspunt hebben.

Les 1

Concept 

  • Werken rond: verrassende bouwsels (onderwerp).
  • Werken met: ruimtelijke opstellingen met plastic melkflessen en -kartons (werkvorm).
  • Werken aan: compositie (bouwsteen).

Beginsituatie:

20 leerlingen - derde graad

De leerlingen hebben in vorige lessen kennis gemaakt met de anamorfosen van Bernard Pras, meer bepaald met het werk Planisphère. Ze hebben dit werk geanalyseerd:

  • Welke materialen werden er gebruikt? (heel veel verschillende alledaagse materialen, afvalmateriaal, rommel, ...)
  • Welk materiaal werd het meest gebruikt? (zoutvaatjes la Baleine)
  • Heeft dit altijd dezelfde vorm? (er zijn ronde en vierkante verpakkingen)

Materialen:

Heel veel plastic melkflessen en -kartons, kleur: hoofdzakelijk wit.

Doelen

Leerplandoelen beeld

Beschouwen:

3. Inhouden, beeldaspecten, technieken en materialen achterhalen in beelden.

Dat houdt in dat kinderen:

3.9 reflecteren over eigen beelden,

Creëren:

5. Beeldende middelen (beeldaspecten - materiaal/technieken) exploreren en ermee experimenteren

Dat houdt in dat kinderen:

5.1 experimenteren met allerlei materiaal (twee- en driedimensionaal),

5.3 de mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen.

8. Strategieën aanwenden bij het creëren.

Dat houdt in dat kinderen:

8.8 een werkstuk langzaam laten groeien,

8.10 niet bevreesd zijn om tijdens het creëren het ontwerp te wijzigen,

8.13 met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie.

14. Het beeldaspect 'compositie' ervaren en toepassen.

Dat houdt in dat kinderen:

14.7 een werkstuk creëren als onderdeel van een groepswerk,

14.8 bij een losstaand beeld aandacht besteden aan de vormrijkdom van alle aanzichten.

Lesdoelen

De leerlingen kunnen

  1. zelfgekozen composities creëren met niet voor de hand liggende materialen zoals afval,
  2. onderzoeken welke mogelijkheden niet voor de hand liggende materialen bieden,
  3. ideeën van anderen gebruiken om hun eigen werk te optimaliseren.

Lesverloop:

Fase 1: ik zie ik zie wat jij niet ziet (5 à 10 min)

Leerkracht heeft (heel veel) melkkartons en -flessen in het midden van de zaal op een hoop gelegd. Ze vraagt de leerlingen om er omheen te wandelen en te kijken wat ze er in zien (in het geheel, niet gewoon een melkfles of een hoop melkkartons).

Wie iets gezien heeft zet een stap naar het midden en stopt. De leerkracht vraagt wat hij gezien heeft. Ze vraagt de anderen om te kijken of ze dit ook zien, zij moeten echter niet antwoorden.

Als er geen reactie komt, stapt de leerkracht zelf opzij en zegt: een ijsberg, een slapende yeti, etc.

Fase 2: een rond vierkant (30 à 35 min)

Concrete verkenning materiaal:

De leerkracht vraagt de leerlingen om een fles en een karton te nemen en geeft volgende opdracht:

  • Leg het karton op zijn zij en zet of leg de fles erbovenop.
  • Leg de fles op zijn zij en leg het karton erbovenop.

De leerlingen zullen ervaren dat het tweede veel moeilijker (of zelfs onmogelijk) is.

De leerkracht vraagt een leerling om een nieuwe opdracht te verzinnen met fles en karton. De opdracht moet telkens 2 x uitgevoerd worden. 1 keer met fles eerst en 1 keer met karton eerst.

Als de leerlingen zelf niet tot opdrachten komen, zijn dit enkele mogelijkheden om als leerkracht te geven:

  • Een zo hoog mogelijk toren maken (eerst met kartons, daarna met flessen).
  • Het voorwerp naar elkaar rollen in kring (eerst fles, daarna karton).

De klas wordt ingedeeld in 4 groepen van 5 leerlingen. De leerlingen maken "iets" met flessen en/of kartons. Ze mogen geen enkel ander materiaal gebruiken, ook geen bevestigingsmateriaal.

De groepen gaan bij elkaar kijken. Enerzijds met de bedoeling ideeën op te doen, anderzijds moeten ze raden wat deze groep gemaakt heeft. Ze schrijven op een post-it wat ze denken dat de constructie is en kleven de post-it bij het kunstwerk.

De groepen gaan terug naar hun eigen werk en brengen eventueel aanpassingen aan. Ze hebben misschien ideeën opgedaan bij de andere werken of ze hebben op de post-its een leuk idee gevonden.

Fase 3: onze ideeën (10 min)

De leerlingen geven hun kunstwerk een naam en stellen het voor aan elkaar.

De post-its worden besproken:

  • Had er een groep juist geraden?
  • Lijkt het kunstwerk op iets anders als het van een andere hoek wordt bekeken?
  • Welke post-its hebben inspirerend gewerkt voor deze groep?
  • Wat hebben ze bij andere groepen gezien dat hen ideeën gegeven heeft?

Les 2

Concept

  • Werken rond: verrassend ruimtestation (onderwerp).
  • Werken met: ruimtelijke opstellingen met melkflessen en -kartons in combinatie met 4 afwijkende voorwerpen qua vorm, kleur, grootte (werkvorm).
  • Werken aan: compositie (bouwsteen).

Beginsituatie:

20 leerlingen - derde graad

De leerlingen hebben in vorige lessen kennis gemaakt met de anamorfosen van Bernard Pras, meer bepaald met het werk Planisphère. Ze hebben dit werk geanalyseerd:

  • Welke materialen werden er gebruikt?
  • Welk materiaal werd het meest gebruikt? (zoutvaatjes la Baleine)
  • Heeft dit altijd dezelfde vorm? (er zijn ronde en vierkante verpakkingen)

De leerlingen hebben in eerdere lessen WO gewerkt rond een verblijf in de ruimte. Ze hebben o.a. antwoorden gezocht op de vragen:

  • Hoe ziet een ruimtestation eruit?
  • Wat doen astronauten een hele dag? Wat hebben ze allemaal nodig om te kunnen werken en hun onderzoeken uit te kunnen voeren?

De leerlingen hebben in de vorige les bouwsels gemaakt met melkflessen en -kartons.

In deze les mag elke groep 4 extra voorwerpen kiezen. Melkflessen en -kartons worden niet opnieuw gebruikt in de exploratiefase, omdat er al mee geëxperimenteerd werd in de vorige les.

Doelen

Leerplandoelen beeld

Beschouwen

3. Inhouden, beeldaspecten, technieken en materialen achterhalen in beelden.

Dat houdt in dat kinderen:

3.9 reflecteren over eigen beelden,

Creëren:

5. Beeldende middelen (beeldaspecten - materiaal/technieken) exploreren en ermee experimenteren

Dat houdt in dat kinderen:

5.1 experimenteren met allerlei materiaal (twee- en driedimensionaal),

5.3 de mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen.

6. De mogelijkheden van de beeldtaal gericht leren hanteren.

Dat houdt in dat kinderen:

6.3 allerlei materialen en technieken kiezen volgens bepaalde doelen.

8. Strategieën aanwenden bij het creëren.

Dat houdt in dat kinderen:

8.2 intens observeren en verbeelden om het creëren te bevorderen,

8.13 met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie.

14. Het beeldaspect 'compositie' ervaren en toepassen.

Dat houdt in

14.7 een werkstuk creëren als onderdeel van een groepswerk,

Lesdoelen

De leerlingen kunnen

  1. binnen een opgelegd thema een compositie creëren met niet voor de hand liggende materialen zoals afval,
  2. onderzoeken welke mogelijkheden niet voor de hand liggende materialen bieden,
  3. ideeën van anderen gebruiken om hun eigen werk te optimaliseren.

Lesverloop

Fase 1: het onbekende onderdeel (10 min)

In het midden van de ruimte staan 10 dozen, elke doos is gevuld met een ander voorwerp: kurken, plastic doppen van flessen in alle maten en kleuren, kartonnen doosjes van smeerkaas, wc-rolletjes, papiersnippers (groot, klein, verschillende kleuren en papiersoorten), bubbelfolie, verpakkingsschuim (klein, groot), ballonnen (al dan niet opgeblazen), stukken stof (verschillende kleuren, afmetingen, soorten stof) en kroonkurken.

De dozen worden verspreid over de ruimte, de leerlingen lopen tussen en rond de dozen, bij het afgesproken sein stoppen ze en nemen 1 voorwerp uit de dichtstbijzijnde doos. Dit wordt 3 keer herhaald, zodat de leerlingen allemaal 4 verschillende, willekeurige voorwerpen hebben.

Met deze 4 voorwerpen proberen ze iets te maken. Dit mag iets abstract zijn, maar ook iets concreet.

De dozen worden ondertussen weggenomen.

Fase 2: twee maal vier is vier (30 min)

De leerlingen stappen opnieuw rond, nu tussen elkaars werken. Ze kijken wat de anderen maakten. Op het afgesproken sein gaat iedereen terug naar zijn eigen werk. Er worden duo's gevormd. De voorwerpen worden samengelegd (per duo zijn er dus 8 al dan niet verschillende voorwerpen). De duo's proberen verschillende combinaties met deze voorwerpen uit. Uiteindelijk selecteren ze 4 voorwerpen waarmee ze iets maken.

De duo's wandelen opnieuw rond om naar elkaars werken te kijken. Op het afgesproken sein gaat elk duo terug naar zijn eigen werk. Nu worden er groepen van 4 leerlingen gevormd. De vorige stap wordt herhaald: de voorwerpen van de twee duo's worden samen gelegd, ze proberen in groep verschillende combinaties uit en selecteren 4 voorwerpen waarmee ze iets maken.

De leerlingen wandelen opnieuw rond om naar de werken van de andere groepen te kijken. Op het afgesproken sein gaat elk duo terug naar zijn eigen werk. Midden in de ruimte liggen nu 2 flappen met volgende vragen:

  • Materialenflap (2 vragen):

Wat was er moeilijk in de vorige les? Bv. dat er geen bevestigingsmaterialen gebruikt mogen worden, dat het ene voorwerp rond (fles) is en het andere vierkant (karton), etc.

Welke oplossingen hebben jullie hiervoor gevonden? Bv. een gat gemaakt in het ene voorwerp en dan kon het andere er gedeeltelijk ingeschoven worden om het te bevestigen, etc.

  • Flap ruimtestation:

Wat mag zeker niet ontbreken in een ruimtestation? Dit kunnen bestaande dingen zijn, zoals een computer, een rode knop, een telefoon, een ruimtepak, etc. Maar ook fictieve dingen, zoals een teleportatietoestel, een tijdreismachine, etc.

Wat hebben astronauten nodig in een ruimtestation? Bv. eten, een laboratorium, etc.

Ter inspiratie liggen er afbeeldingen van een ruimtestation, astronauten, ruimteschip, etc. rond de flappen. Er zijn fictieve en realistische afbeeldingen.

Elke groep schrijft minstens 1 antwoord op elke vraag.

Ondertussen zijn de dozen met melkflessen en -kartons klaargezet. De groepen gaan nu aan de slag met de melkflessen en -kartons en de 4 geselecteerde voorwerpen. Elke groep maakt (een deel van) een ruimtestation.

De flappen in het midden blijven liggen. De leerlingen kunnen deze gebruiken ter inspiratie.

Fase 3: op bezoek in elkaars ruimtestation (10 min)

De leerlingen gaan bij elkaar op bezoek in het ruimtestation. De ruimtevaarders van elke groep vertellen wat je allemaal kan doen in hun ruimtestation.

Elke groep geeft met sterren aan hoe tevreden ze zijn met hun station. Vijf sterren is het maximum, voor elke ster minder vertellen ze waarom deze ontbreekt.

Bronnen:

Crul,K. (2015). Zeppelin, Didactiek voor muzische vorming. Kalmthout: Pelckmans.

Afbeeldingen:

  • Planisphère, Bernard Pras. Gevonden op https://bernardpras.fr/planisphere/
  • www.pixabay.com
Website gemaakt door Tanja Cappaert  |  Rommelige ruimtevaarders 2017
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin